Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord verwaterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verwaterd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verwater verwatert verwatert verwateren verwateren verwateren
Imperfect verwaterde verwaterde verwaterde verwaterden verwaterden verwaterden
Toekomende tijd I zal verwateren zult verwateren zal verwateren zullen verwateren zullen verwateren zullen verwateren
Conditionalis I zou verwateren zou verwateren zou verwateren zouden verwateren zouden verwateren zouden verwateren
Perfectum heb verwaterd hebt verwaterd heeft verwaterd hebben verwaterd hebben verwaterd hebben verwaterd
Voltooid verleden tijd had verwaterd had verwaterd had verwaterd hadden verwaterd hadden verwaterd hadden verwaterd
Toekomende tijd II zal verwaterd hebben zult verwaterd hebben zal verwaterd hebben zullen verwaterd hebben zullen verwaterd hebben zullen verwaterd hebben
Conditionalis II zou hebben verwaterd zou hebben verwaterd zou hebben verwaterd zouden hebben verwaterd zouden hebben verwaterd zouden hebben verwaterd
Imperatief - verwater - - verwatert -

Verbos similares a verwateren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a verwateren

« verwateren »