Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
televisiekijkend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
televisiegekeken |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
kijk televisie
|
kijkt televisie
|
kijkt televisie
|
kijken televisie
|
kijken televisie
|
kijken televisie
|
Imperfect |
keek televisie
|
keek televisie
|
keek televisie
|
keken televisie
|
keken televisie
|
keken televisie
|
Toekomende tijd I |
zal televisiekijken
|
zult televisiekijken
|
zal televisiekijken
|
zullen televisiekijken
|
zullen televisiekijken
|
zullen televisiekijken
|
Conditionalis I |
zou televisiekijken
|
zou televisiekijken
|
zou televisiekijken
|
zouden televisiekijken
|
zouden televisiekijken
|
zouden televisiekijken
|
Perfectum |
heb televisiegekeken
|
hebt televisiegekeken
|
heeft televisiegekeken
|
hebben televisiegekeken
|
hebben televisiegekeken
|
hebben televisiegekeken
|
Voltooid verleden tijd |
had televisiegekeken
|
had televisiegekeken
|
had televisiegekeken
|
hadden televisiegekeken
|
hadden televisiegekeken
|
hadden televisiegekeken
|
Toekomende tijd II |
zal televisiegekeken hebben
|
zult televisiegekeken hebben
|
zal televisiegekeken hebben
|
zullen televisiegekeken hebben
|
zullen televisiegekeken hebben
|
zullen televisiegekeken hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben televisiegekeken
|
zou hebben televisiegekeken
|
zou hebben televisiegekeken
|
zouden hebben televisiegekeken
|
zouden hebben televisiegekeken
|
zouden hebben televisiegekeken
|
Imperatief |
- |
kijk televisie
|
- |
- |
kijkt televisie
|
- |
Verbos conjugados anteriores y posteriores a televisiekijken
Otras acciones para televisiekijken