Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
pacifiërend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
gepacifieerd |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
pacifieer
|
pacifieert
|
pacifieert
|
pacifiëren
|
pacifiëren
|
pacifiëren
|
Imperfect |
pacifieerde
|
pacifieerde
|
pacifieerde
|
pacifieerden
|
pacifieerden
|
pacifieerden
|
Toekomende tijd I |
zal pacifiëren
|
zult pacifiëren
|
zal pacifiëren
|
zullen pacifiëren
|
zullen pacifiëren
|
zullen pacifiëren
|
Conditionalis I |
zou pacifiëren
|
zou pacifiëren
|
zou pacifiëren
|
zouden pacifiëren
|
zouden pacifiëren
|
zouden pacifiëren
|
Perfectum |
heb gepacifieerd
|
hebt gepacifieerd
|
heeft gepacifieerd
|
hebben gepacifieerd
|
hebben gepacifieerd
|
hebben gepacifieerd
|
Voltooid verleden tijd |
had gepacifieerd
|
had gepacifieerd
|
had gepacifieerd
|
hadden gepacifieerd
|
hadden gepacifieerd
|
hadden gepacifieerd
|
Toekomende tijd II |
zal gepacifieerd hebben
|
zult gepacifieerd hebben
|
zal gepacifieerd hebben
|
zullen gepacifieerd hebben
|
zullen gepacifieerd hebben
|
zullen gepacifieerd hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben gepacifieerd
|
zou hebben gepacifieerd
|
zou hebben gepacifieerd
|
zouden hebben gepacifieerd
|
zouden hebben gepacifieerd
|
zouden hebben gepacifieerd
|
Imperatief |
- |
pacifieer
|
- |
- |
pacifieert
|
- |
Verbos similares a pacifiëren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a pacifiëren
Otras acciones para pacifiëren