Woxikon / Verbos / Neerlandés / N / nagluren

NL Conjugación en Neerlandés de nagluren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord naglurend
Tegenwoordig en verleden deelwoord nagegluurd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens gluur na gluurt na gluurt na gluren na gluren na gluren na
Imperfect gluurde na gluurde na gluurde na gluurden na gluurden na gluurden na
Toekomende tijd I zal nagluren zult nagluren zal nagluren zullen nagluren zullen nagluren zullen nagluren
Conditionalis I zou nagluren zou nagluren zou nagluren zouden nagluren zouden nagluren zouden nagluren
Perfectum heb nagegluurd hebt nagegluurd heeft nagegluurd hebben nagegluurd hebben nagegluurd hebben nagegluurd
Voltooid verleden tijd had nagegluurd had nagegluurd had nagegluurd hadden nagegluurd hadden nagegluurd hadden nagegluurd
Toekomende tijd II zal nagegluurd hebben zult nagegluurd hebben zal nagegluurd hebben zullen nagegluurd hebben zullen nagegluurd hebben zullen nagegluurd hebben
Conditionalis II zou hebben nagegluurd zou hebben nagegluurd zou hebben nagegluurd zouden hebben nagegluurd zouden hebben nagegluurd zouden hebben nagegluurd
Imperatief - gluur na - - gluurt na -

Verbos similares a nagluren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a nagluren

« nagluren »

Otras acciones para nagluren