Woxikon / Verbos / Neerlandés / L / lazuren

NL Conjugación en Neerlandés de lazuren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord lazurend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gelazuurd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens lazuur lazuurt lazuurt lazuren lazuren lazuren
Imperfect lazuurde lazuurde lazuurde lazuurden lazuurden lazuurden
Toekomende tijd I zal lazuren zult lazuren zal lazuren zullen lazuren zullen lazuren zullen lazuren
Conditionalis I zou lazuren zou lazuren zou lazuren zouden lazuren zouden lazuren zouden lazuren
Perfectum heb gelazuurd hebt gelazuurd heeft gelazuurd hebben gelazuurd hebben gelazuurd hebben gelazuurd
Voltooid verleden tijd had gelazuurd had gelazuurd had gelazuurd hadden gelazuurd hadden gelazuurd hadden gelazuurd
Toekomende tijd II zal gelazuurd hebben zult gelazuurd hebben zal gelazuurd hebben zullen gelazuurd hebben zullen gelazuurd hebben zullen gelazuurd hebben
Conditionalis II zou hebben gelazuurd zou hebben gelazuurd zou hebben gelazuurd zouden hebben gelazuurd zouden hebben gelazuurd zouden hebben gelazuurd
Imperatief - lazuur - - lazuurt -

Verbos similares a lazuren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a lazuren

« lazuren »

Otras acciones para lazuren