Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord kontakterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekontakteerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens kontakteer kontakteert kontakteert kontakteren kontakteren kontakteren
Imperfect kontakteerde kontakteerde kontakteerde kontakteerden kontakteerden kontakteerden
Toekomende tijd I zal kontakteren zult kontakteren zal kontakteren zullen kontakteren zullen kontakteren zullen kontakteren
Conditionalis I zou kontakteren zou kontakteren zou kontakteren zouden kontakteren zouden kontakteren zouden kontakteren
Perfectum heb gekontakteerd hebt gekontakteerd heeft gekontakteerd hebben gekontakteerd hebben gekontakteerd hebben gekontakteerd
Voltooid verleden tijd had gekontakteerd had gekontakteerd had gekontakteerd hadden gekontakteerd hadden gekontakteerd hadden gekontakteerd
Toekomende tijd II zal gekontakteerd hebben zult gekontakteerd hebben zal gekontakteerd hebben zullen gekontakteerd hebben zullen gekontakteerd hebben zullen gekontakteerd hebben
Conditionalis II zou hebben gekontakteerd zou hebben gekontakteerd zou hebben gekontakteerd zouden hebben gekontakteerd zouden hebben gekontakteerd zouden hebben gekontakteerd
Imperatief - kontakteer - - kontakteert -

Verbos similares a kontakteren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a kontakteren

« kontakteren »