Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
intercepterend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
geïntercepteerd |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
intercepteer
|
intercepteert
|
intercepteert
|
intercepteren
|
intercepteren
|
intercepteren
|
Imperfect |
intercepteerde
|
intercepteerde
|
intercepteerde
|
intercepteerden
|
intercepteerden
|
intercepteerden
|
Toekomende tijd I |
zal intercepteren
|
zult intercepteren
|
zal intercepteren
|
zullen intercepteren
|
zullen intercepteren
|
zullen intercepteren
|
Conditionalis I |
zou intercepteren
|
zou intercepteren
|
zou intercepteren
|
zouden intercepteren
|
zouden intercepteren
|
zouden intercepteren
|
Perfectum |
heb geïntercepteerd
|
hebt geïntercepteerd
|
heeft geïntercepteerd
|
hebben geïntercepteerd
|
hebben geïntercepteerd
|
hebben geïntercepteerd
|
Voltooid verleden tijd |
had geïntercepteerd
|
had geïntercepteerd
|
had geïntercepteerd
|
hadden geïntercepteerd
|
hadden geïntercepteerd
|
hadden geïntercepteerd
|
Toekomende tijd II |
zal geïntercepteerd hebben
|
zult geïntercepteerd hebben
|
zal geïntercepteerd hebben
|
zullen geïntercepteerd hebben
|
zullen geïntercepteerd hebben
|
zullen geïntercepteerd hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben geïntercepteerd
|
zou hebben geïntercepteerd
|
zou hebben geïntercepteerd
|
zouden hebben geïntercepteerd
|
zouden hebben geïntercepteerd
|
zouden hebben geïntercepteerd
|
Imperatief |
- |
intercepteer
|
- |
- |
intercepteert
|
- |
Verbos similares a intercepteren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a intercepteren
Otras acciones para intercepteren