Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
immatriculerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
geïmmatriculeerd |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
immatriculeer
|
immatriculeert
|
immatriculeert
|
immatriculeren
|
immatriculeren
|
immatriculeren
|
Imperfect |
immatriculeerde
|
immatriculeerde
|
immatriculeerde
|
immatriculeerden
|
immatriculeerden
|
immatriculeerden
|
Toekomende tijd I |
zal immatriculeren
|
zult immatriculeren
|
zal immatriculeren
|
zullen immatriculeren
|
zullen immatriculeren
|
zullen immatriculeren
|
Conditionalis I |
zou immatriculeren
|
zou immatriculeren
|
zou immatriculeren
|
zouden immatriculeren
|
zouden immatriculeren
|
zouden immatriculeren
|
Perfectum |
heb geïmmatriculeerd
|
hebt geïmmatriculeerd
|
heeft geïmmatriculeerd
|
hebben geïmmatriculeerd
|
hebben geïmmatriculeerd
|
hebben geïmmatriculeerd
|
Voltooid verleden tijd |
had geïmmatriculeerd
|
had geïmmatriculeerd
|
had geïmmatriculeerd
|
hadden geïmmatriculeerd
|
hadden geïmmatriculeerd
|
hadden geïmmatriculeerd
|
Toekomende tijd II |
zal geïmmatriculeerd hebben
|
zult geïmmatriculeerd hebben
|
zal geïmmatriculeerd hebben
|
zullen geïmmatriculeerd hebben
|
zullen geïmmatriculeerd hebben
|
zullen geïmmatriculeerd hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben geïmmatriculeerd
|
zou hebben geïmmatriculeerd
|
zou hebben geïmmatriculeerd
|
zouden hebben geïmmatriculeerd
|
zouden hebben geïmmatriculeerd
|
zouden hebben geïmmatriculeerd
|
Imperatief |
- |
immatriculeer
|
- |
- |
immatriculeert
|
- |
Verbos similares a immatriculeren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a immatriculeren
Otras acciones para immatriculeren