Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
desoriënterend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
gedesoriënteerd |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
desoriënteer
|
desoriënteert
|
desoriënteert
|
desoriënteren
|
desoriënteren
|
desoriënteren
|
Imperfect |
desoriënteerde
|
desoriënteerde
|
desoriënteerde
|
desoriënteerden
|
desoriënteerden
|
desoriënteerden
|
Toekomende tijd I |
zal desoriënteren
|
zult desoriënteren
|
zal desoriënteren
|
zullen desoriënteren
|
zullen desoriënteren
|
zullen desoriënteren
|
Conditionalis I |
zou desoriënteren
|
zou desoriënteren
|
zou desoriënteren
|
zouden desoriënteren
|
zouden desoriënteren
|
zouden desoriënteren
|
Perfectum |
heb gedesoriënteerd
|
hebt gedesoriënteerd
|
heeft gedesoriënteerd
|
hebben gedesoriënteerd
|
hebben gedesoriënteerd
|
hebben gedesoriënteerd
|
Voltooid verleden tijd |
had gedesoriënteerd
|
had gedesoriënteerd
|
had gedesoriënteerd
|
hadden gedesoriënteerd
|
hadden gedesoriënteerd
|
hadden gedesoriënteerd
|
Toekomende tijd II |
zal gedesoriënteerd hebben
|
zult gedesoriënteerd hebben
|
zal gedesoriënteerd hebben
|
zullen gedesoriënteerd hebben
|
zullen gedesoriënteerd hebben
|
zullen gedesoriënteerd hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben gedesoriënteerd
|
zou hebben gedesoriënteerd
|
zou hebben gedesoriënteerd
|
zouden hebben gedesoriënteerd
|
zouden hebben gedesoriënteerd
|
zouden hebben gedesoriënteerd
|
Imperatief |
- |
desoriënteer
|
- |
- |
desoriënteert
|
- |
Verbos similares a desoriënteren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a desoriënteren
Otras acciones para desoriënteren