Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
|
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
affinerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord
|
geaffineerd |
Tipo
|
ik |
jij |
hij/zij/het |
wij |
jullie |
zij |
Presens |
affineer
|
affineert
|
affineert
|
affineren
|
affineren
|
affineren
|
Imperfect |
affineerde
|
affineerde
|
affineerde
|
affineerden
|
affineerden
|
affineerden
|
Toekomende tijd I |
zal affineren
|
zult affineren
|
zal affineren
|
zullen affineren
|
zullen affineren
|
zullen affineren
|
Conditionalis I |
zou affineren
|
zou affineren
|
zou affineren
|
zouden affineren
|
zouden affineren
|
zouden affineren
|
Perfectum |
heb geaffineerd
|
hebt geaffineerd
|
heeft geaffineerd
|
hebben geaffineerd
|
hebben geaffineerd
|
hebben geaffineerd
|
Voltooid verleden tijd |
had geaffineerd
|
had geaffineerd
|
had geaffineerd
|
hadden geaffineerd
|
hadden geaffineerd
|
hadden geaffineerd
|
Toekomende tijd II |
zal geaffineerd hebben
|
zult geaffineerd hebben
|
zal geaffineerd hebben
|
zullen geaffineerd hebben
|
zullen geaffineerd hebben
|
zullen geaffineerd hebben
|
Conditionalis II |
zou hebben geaffineerd
|
zou hebben geaffineerd
|
zou hebben geaffineerd
|
zouden hebben geaffineerd
|
zouden hebben geaffineerd
|
zouden hebben geaffineerd
|
Imperatief |
- |
affineer
|
- |
- |
affineert
|
- |
Verbos similares a affineren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a affineren
Otras acciones para affineren